(1 dioptrie = 1 dpt = 1 m-1). Het bereik van de ooglens bedraagt ongeveer 14 dpt.

- hypermetropie = verziendheid

De accommodatie amplitude(D) van een oog is de maximale hoeveelheid (in dtr) dat een ooglens kan accommoderen. Deze neemt sterk af met de leeftijd.
De accommodatie amplitude is omgekeerd evenredig aan de afstand waarop nog scherp kan worden gezien .

-------------------------------------------------------------------------------------------------
ZO2: Oogspierverlamming of Scheelzien?
Een kind die weinig scheelziet kan ernstigere amblyopie ontwikkelen dan een kind die veel scheelziet, omdat weinig scheelziende kinderen sneller worden opgemerkt en zij vaker beide ogen 'trainen'. Want de rechterscheelziende oog kijkt naar links en de andere naar rechts en etc... Als een kind scheelziet voor zijn 6de dan zal hij niet dubbelzien omdat het beeld van 1 oog wordt onderdrukt in de cortex. Als scheelzien later ontstaat, dan zal we wel dubbelizen optreden.
Dieptie zien gaat verloren als suppressie ontstaat!
behandeling voor Amblyopie is afplakken voor 6de levensjaar.
Kinderen hebben kort na de geboorte een gemiddelde brilsterkte van +2,5 dioptrieën. Deze sterkte neemt langzaam af tot de puberteit, de gemiddelde sterkte in de bevolking is dan ongeveer 0. Bij sommige kinderen zijn de ogen echter niet even groot. De kleinere oog ziet dan minderscherp en wordt onderdrukt waardoor Amblyopie ontstaat. Bij deze kinderen wordt het laat ontdekt omdat ze prima kunnen zien met het andere oog en de omgeving merkt niets! Deze kinderen zijn makkelijk te behandelen met glazen van verschillende sterkte.
Oogstand testen:
- met een oogspiegel of lampje, kijken of het reflexlicht symmetrisch op de pupillen valt, meestal iets nasaal.
- De test van Bruckner => als de ene pupil minder rood uitziet dan de andere als het kind echt met de fovea in het lampje van de oogpsiegel kijkt. (schele oog minder rood)
Oogmotiliteit testen:
Incomitant => Als bij het draaien van het hoofd reflexbeeld verschuift (spierparese)
Concomitant=> Als bij het draaien van het hoofd reflexbeeld niet verschuift
Concomittante syndromen
- Congenitale scheelziensyndroom -> vanaf de geboorte al strabismus gehad. deze patienten hebben geen dieptezien omdat, dieptezien wordt ontwikkeld bij 3mnd en op die leeftijd zijn ze al scheel, dus geen otwikkeling mogelijk.
- accommodatief scheelzien -> Ze hebben een + bril nodig om in de verte goed te kunnen zien, omdat ze dat lang niet krijgen, gaan ze extra accomoderen waardoor convergente scheelzien ontstaat. Gebruiken van een bril vermindert extra accommoderen, maar niet scheelstand!
- Divergent scheelzien
Incomittant scheelzien
Als patient incomittant scheelziet dan is de oorzaak vaak spierparese.
- Vaak is de n. Abducens die de m. rectus lateralis innerveert beschadigd omdat hij een lange verloop heeft en op veel plaatsen kan beschadigd raken. (naar buiten kijken)
- n. Trochlearis innerveert m. Obliquus superior dit maakt naar beneden kijken mogelijk - n. Oculomotorius innerveert o.a. m. Levator palpabre (parese -> ptosis)
Zes mogelijke plaatsen waar de oogzenuw beschadigd kan raken:
- De kern van de oogspierzenuw kan beschadigd zijn, bijvoorbeeld door een CVA,
multipele sclerose, of door een tumor.
- Basilaris gebied, hier treedt vooral uitval van n. Oculomotorius plaats.
- Sinus cavernosus, hier gaan alle oogzenuwen doorheen.
- Fissura orbitalis superior is de opening waardoor de oogspierzenuwen de orbita
binnen komen. Afwijkingen in dit gebied geven altijd veel pijn, omdat de zenuwen die de sensibiliteit in dit gebied verzorgen door dezelfde opening lopen. Men spreekt van painful ophthalmoplegia of te wel Tolosa-Hunt syndroom.
- Oogspieren, ziekten als graves/myastenie/myopie.
- Vasa nervorum, is het vaatvoorziening van een zenuw. bv door DM kan de vaat kapot gaan, maar binnen 3mnd treedt weer herstel! omdat myeline schede niet doorbroken is kan de axon weer teruggroeien.
Belangrijk is dat de zenuwen van de pupil aan de buitenoppervlak v/d n.oculomotorius lopen en dus bij uitval van n. oculomotrius door vaat wafwijking de pupil nog goed werkt omdat het ook doorbloed wordt door vaten van pia mater. Als n. oculomotorius is uitgevallen maar de pupilreflex nog aanwezig is dan is geen haast geboden, maar als de pupul reflex ook afwezig is dan moet de patient meteen naar de neuroloog!
-------------------------------------------------------------------------------------------------
Er zijn vier belangrijke factoren bij waarneming: sensatie, perceptie, bottom-up processen en top-down processen. Sensatie slaat op input vanuit de zintuigen. Perceptie slaat op de bewerking van die input in de hersenen. Bij bottom-up processing wordt de waarneming bepaald door externe stimuli. Bij top-down processing wordt de waarneming bepaald door interne processen.
Emotie en motivatie beïnvloeden de waarneming. Dat gegeven wordt ook wel ‘set’ genoemd. Daarbij spelen verschillende principes, namelijk: readiness, attention, selection en interpretation.
De gestaltprincipes laten zien dat het geheel meer is dan de som der delen.

-------------------------------------------------------------------------------------------------
ZO4: Scomotoom, waar zit de laesie
gepresenteerd worden zodat op elk van die punten de minimale lichtintensiteit bepaald kan worden, welke dat gedeelte van het netvlies nog kan waarnemen.
Gezichtsvelduitval = scotoom.
Bij afwijkingen in de chiasma en visuele cortex kan worden gebruik gemaakt van confrontatief gezichtsveldonderzoek en gezichtsveld apparaten(kinetische perimetrie).
Alles wat stil staat ten opzichte van het netvlies geeft een beeld wat na enige minuten niet meer waargenomen wordt, daarom zien we retinale vaten ook niet.
Bij een ablatio retina komt de gezichtsvelduitval van perifeer in het gezichtsveld naar centraal. Hierbij ziet de patiënt flitsen (fotopsie), dit komt door ontladingen van de kegels en de staven die bij de netvliesloslating kapot getrokken worden.
Zowel bij maculadegeneratie als bij netvliesloslating komt er vocht tussen verschillende lagen van het netvlies, respectievelijk tussen het netvlies en de choroidea, het vaatvlies. Als het vocht weer verdwijnt komt de losgelaten laag niet meer precies op dezelfde plaats terug te liggen en de patiënt ziet rechte lijnen krom: dit heet metamorfopsie.
voorbijgaande blindheid= amaurosis fugax -->
- door embolie in een retinale arterie
- jonge mensen hebben eerder migraine ophtalmique , veranderde bloedvoorziening van de occipitale cortex.
Boogscotoom kan worden veroorzaakt door:
- Galucoom, omdat de zenuwbanen beschadigd rakane als ze de lamina cribrosa passeren.
- anterieure ischemische opticus neuropathie (AION), een infarct van één van de korte ciliair arteriën, die als een krans om de kop van de nervus opticus liggen en van daar uit de papil van bloed voorzien, veroorzaakt door hypertensie, DM of arteritis temporalis.
- relatief afferent pupil defect en Papiloedeem treedt op als er compressie op de n. Opticus is of als het ontstoken is en bij verhoogde intracraniele druk. Als de stijging van de hersendruk extreem is of langdurig (maanden), treedt gezichtsvelduitval, maar vooral ook visusdaling, verlies van kleuren zien. Deze visusdaling wordt meestal voorafgegaan door obscuraties( enkele seconden niets zien na een houdingsverandering of persen).
- Bij erfelijke of toxische opticus atrofie bestaat het diagnostisch probleem, dat er
geen relatief afferent pupil defect is, omdat beide oogzenuwen in gelijke mate
aangedaan zijn. Dan zal slecht kleurenzien, en een verlengde geleidingstijd bij het
Visual Evoked Potential (VEP) onderzoek uitsluitsel moeten bieden.

lager visus centraal en uitval kwadrant.
Als de compressie van onder-voor komt zoals bij een hypophyse tumor, zal de
gezichtsvelduitval vooral bitemporaal-boven zijn (figuur 12). Als de compressie
van boven-achter komt zoals bij een craniopharyngeoom, zal de gezichtsvelduitval
bitemporaal onder zijn (figuur 13).
Compressie aan één kant achter op het chiasma, dus aan het begin van de tractus opticus aan die kant geeft een homonyme gezichtsvelduitval met (deels) bleke papillen.
Bij laesies achter het LGN treedt geen verbleking van de papil op.
De vezels voor de bovenquadranten, waarvan de voorlopers dus onder in de retina beginnen, onder in de radiatio optica, namelijk door de temporale cortex lopen, terwijl de vezels voor de onderquadranten, die dus boven in de retina beginnen, boven in de radiatio optica, dus door het bovenste gedeelte van de parietale cortex, lopen. De vezels van het centrale gezichtsveld lopen door het onderste gedeelte van de parietale cortex.
De centrale 10° van het gezichtsveld verzorgt 50% van de visuele cortex van
informatie.
Iemand met visusstoring:
Bij deze persoon is in de gestalt princiepe de 'goede vorm; verstoord.
Je kan iemand behandelen door de 'SET' 'Attention' te trainen. Patient moet realiseren dat hij altijd naar ook naar links moet kijken of daar niks is!